Turkse Nederlanders zelf over Turkse-Nederlandse organisaties
De invloed van Turkse religieuze stromingen en organisaties op het integratieproces is een complexe en veelbesproken kwestie.

Op de avond van 15 juli 2016 verijdelde de Turkse regering een poging tot staatsgreep door het leger. Het was een mislukte coup om de regering omver te werpen. Terwijl de identiteit van de coupplegers onduidelijk blijft, wijst president Erdogan onmiddellijk de schuldigen aan: de Gülenbeweging, een religieuze organisatie die volgens Erdogan een ‘staat binnen de staat’ vormt in Turkije.
Twee weken voor deze gebeurtenissen start Omar Ramadan in Nederland met een onderzoek naar vier Turkse religieuze stromingen en organisaties (TRSO’s). De rol van Turkse Nederlanders en hun organisaties was al maanden, zo niet jaren, onderwerp van discussie. Politici en media publiceren regelmatig over deze thema’s, terwijl de Tweede Kamer moties aanneemt om de organisaties nader te onderzoeken.
Het was opvallend dat er wel veel over deze organisaties gesproken werd, maar dat er nauwelijks met de Turkse gemeenschap zelf werd gepraat. Ambtenaren van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) realiseerden zich dit. Er was wel al literatuuronderzoek gedaan naar de vier organisaties, maar niemand had aan de Turkse gemeenschap zelf gevraagd hoe zij tegen deze kwesties aankijkt.
Praat met ze
Wat zijn dit voor organisaties? In hoeverre worden ze vanuit het buitenland aangestuurd en vormen ze een belemmering voor integratie? Dat was de vraag die SZW zich stelde. Omar Ramadan, senior adviseur en directeur van RadarAdvies, besloot deze vraag te onderzoeken. Samen met drie collega’s en een externe onderzoeker zou hij in de maanden die volgen de vier organisaties nader bekijken.
De vier organisaties die onderzocht werden, zijn:
Stichting Islamitisch Centrum Nederland (SICN), de koepelorganisatie van de Süleymancı-beweging in Nederland.
Islamitische Stichting Nederland (ISN), eigenaar van de Diyanet moskeeën in Nederland.
De twee Nederlandse federaties van Milli Görüş.
Het landelijke Hizmet-overleg, de informele vertegenwoordigers van de Gülenbeweging.
Hoewel SZW hen hun medewerking had gevraagd, weigerden de organisaties aanvankelijk mee te werken. Ze stelden dat zij onafhankelijk waren, maar Ramadan en zijn team lieten zich niet tegenhouden. Ze gaven aan dat het onderzoek hoe dan ook zou doorgaan en dat de organisaties hen alsnog konden informeren als ze wilden dat hun perspectief gehoord werd. Ramadan vond het niet vreemd dat de organisaties terughoudend waren om mee te werken, gezien het feit dat er zoveel over hen werd gesproken en ze zich vaak aangevallen voelden.
De medewerking van Turkse Nederlanders
Langzaam maar zeker gingen de organisaties toch akkoord met deelname aan het onderzoek. De vertegenwoordigers van de organisaties, evenals Turkse Nederlanders uit verschillende gemeenschappen, kwamen aan het woord. In groepsgesprekken en individuele interviews reflecteerden ze op de rol die de organisaties spelen in het integratieproces en op hun invloed op de gemeenschap. Dit leidde tot waardevolle inzichten en kritische gesprekken.
Echter, in november 2016, vlak voor het onderzoeksteam de bevindingen wilde voorleggen voor wederhoor, escaleerde de situatie. Een conflict tussen de Nederlandse en Turkse overheid leidde ertoe dat de Tweede Kamer de TRSO’s niet langer beschouwde als structurele gesprekspartners in het integratiebeleid, waardoor de organisaties hun medewerking opnieuw stopten.
Ramadans bevindingen
Ideaal gezien zou een onderzoeksobject constant zijn, zoals een kubus op een tafel die je van alle kanten kunt bekijken. In dit geval was het onderwerp van Ramadan’s onderzoek echter dynamisch en veranderde het voortdurend.
Na de motie in november 2016 duurde het even voordat het contact met de Turkse Nederlandse organisaties werd hersteld. Uiteindelijk slaagde het onderzoeksteam erin om 114 mensen te interviewen, 26 in één-op-één gesprekken en 88 in groepsgesprekken. De respondenten varieerden qua leeftijd, geslacht en houding tegenover zowel de maatschappelijke situatie in Nederland als de huidige Turkse regering.
Na het verzamelen van de gegevens, inclusief dossieronderzoek en wederhoor, trok het onderzoeksteam zijn conclusies. Ramadan benadrukte vooral twee belangrijke bevindingen die betrekking hadden op de Gülenbeweging en de invloed van de Turkse overheid.
De Diyanet, de Turkse overheidsdienst, heeft niet alleen de imams in dienst van alle ISN-moskeeën, maar levert ook de voorzitter van ISN en heeft een raad van toezicht in Ankara die de strategie van ISN goedkeurt. De Gülenbeweging (die zichzelf Hizmet noemt) werd als onvoldoende transparant beoordeeld. Wanneer de beweging educatieve of welzijnsprojecten start, geeft ze niet altijd duidelijkheid over de achterliggende motieven.
De relevantie van verandering
Vlak voordat RadarAdvies het rapport publiceerde, gebeurde er iets onverwachts. De Gülenbeweging lanceerde een website met veel meer informatie dan voorheen. Vertegenwoordigers van de beweging gingen proactief maatschappelijke kopstukken en andere buitenstaanders informeren over hun rol in de samenleving. Ook de ISN richtte een commissie op om de invloed van de Turkse overheid op haar voorzitter en toezichthoudende organen te herzien.
Ramadan werd gevraagd of het rapport na deze veranderingen nog relevant zou zijn. Hij antwoordde: ‘Ja, zeker. Het is mooi als een onderzoeksrapport het nieuws haalt, maar ik geef de voorkeur aan het idee dat er tijdens ons onderzoek al veranderingen plaatsvinden. Hoe mooi is het als onderzoek niet alleen constateert dat er iets mis is, maar bijdraagt aan minder polarisatie, minder zware jeugdzorg en meer veiligheid?’